De Corporate Governance Code is geen moreel kompas

En dat gaat het nooit worden ook

18 december 2018
Opinie

Bekeken door de myope ogen van VNO-NCW en MKB-Nederland zou zelfregulering moeten aanzetten tot meer ethiek in het bedrijfsleven. Gedragscodes als de Corporate Governance Code zijn fameuze voorbeelden van zelfregulering. De structuur van zelfregulering oogt weliswaar sympathiek, maar met ethiek heeft het echt niets van doen.

Een gedragscode is over het algemeen gesproken een reeks regels die de sociale normen en verantwoordelijkheden van of juiste praktijken voor een individu schetst in een zeker (werk)veld. We komen codes in Nederland dan ook tegen in de bankensector, de verzekeringssector, de cultuursector en uiteraard bij beursgenoteerde bedrijven. Een dergelijke code is een hele bekende illustratie van zelfregulering. We spreken van zelfregulering indien een reeks regels voor een zekere branche door de branche zelf wordt opgesteld, wordt uitgevoerd en wordt gehandhaafd – een aanvulling of alternatief op overheidsregulering.

Zelfregulering

Er bestaan twee soorten zelfregulering. De eerste betreft een vrije zelfregulering, waarbij de overheid het initiatief volledig aan de markt overlaat zolang de markt maar niet strijdig handelt met wettelijke regulering (passieve overheid). Wanneer we echter over de Code spreken, spreken we niet over vrije-, maar over zelfregulering in opdracht. Zelfregulering in opdracht kan bijvoorbeeld zijn dat de overheid het initiatief legt bij de branche in kwestie (actieve overheid). Indien de branche niet met zelfregulering komt, komt de overheid met staatsregulering. Het woord ‘opdracht’ moet dus begrepen worden als een zware externe prikkel.

Zelfregulering heeft dan ook een bijzondere werking en sterke overeenkomsten met de principaal-agenttheorie. Dit komt voor als een iemand of iets (de agent) acties kan ondernemen namens een ander iemand of iets (de principaal). In dat geval bepaalt de principaal wie zichzelf mag reguleren (en dus agent wordt) en hoe deze agent dan samengesteld is. Door deze verhouding krijgt men dus een ander soort regels, dan wanneer de principaal afwezig zou zijn. De regels bij deze zelfregulering dienen thans niet ter rechtvaardiging van handelingen ten opzichte van de andere groepsleden, maar ten opzichte van de principaal. De door de principaal beschreven doelen zijn immers niet per se de doelen die de agent zelf zou hebben bedacht.

Gezegd moet worden dat een eerste blik op het woord zelfregulering doet veronderstellen dat het hetzelfde is als autonomie, het voor zichzelf de regels stellen. In de werkelijke betekenis van het woord is deze reguleringsvorm een juridisch sjabloon dat ten principale een zelfregulering in opdracht is. Dat ‘in opdracht’ impliceert het bestaan van een principaal, en een agent. Deze principaal-agentverhouding ondersteunt de autonomie van de agent niet, maar ondermijnt ze juist. De agent stelt zichzelf niet de waarden waarnaartoe geleefd moet worden, maar die worden voor hem gesteld. Zelfregulering is dus niet autonomie, maar heteronomie.

Innerlijke motivatie

Daarentegen vereist ethiek die autonomie juist in de vorm van een innerlijke motivatie. Voor ethiek moeten mensen dus de vrijheid hebben om zelf tot een eigen moreel beginsel te komen waarnaar zij handelen. Deze morele beginselen worden middels zelfregulering opgelegd en komen van een ander. In het geval van de Corporate Governance Code van de ministeries van Financiën en Economische Zaken bijvoorbeeld. Het recht kent dan weer wel een heteronome constructie. Een klassieke opvatting over het recht is dat de wet het bevel van de soeverein is dat wordt afgedwongen door dreiging met geweld, staatsgeweld. Nu is de naleving van buiten opgelegde regels voor veel personen een nuttige- of zelfs noodzakelijke bezigheid, maar met ethiek heeft dat natuurlijk niets van doen.


Deze tekst betreft een resumé van het artikel 'Zelfregulering heeft helemaal niets met ethiek van doen', gepubliceerd door dezelfde auteur in het Tijdschrift voor Financieel Recht, jrg. 20, november 2018, pp. 550-557: https://denhollander.info/artikel/15205.

Bart Jansen, de auteur van dit artikel, schrijft een rechtsfilosofisch proefschrift over juridisering van toegepaste ethiek, is docent Business Law en Business Ethics en lid van het NCGI, docent Encyclopedie van de Rechtswetenschap aan Universiteit Leiden, docent Recht en Menselijk Gedrag aan Universiteit van Amsterdam en jaarlijks gastdocent Philosophy of Law en Legal Theory aan Universitas Airlangga te Surabaya, Indonesië.

Bron: nieuwsbrief Nyenrode Corporate Governance Instituut, december 2018.


Artikelen en columns gepubliceerd op de website en in de nieuwsbrief van het NCGI weerspiegelen niet per definitie een algemene visie van het NCGI, maar worden door auteurs op persoonlijke titel geschreven. Reageren kan via ncgi@nyenrode.nl.

Nyenrode Nieuwsbrief

Nyenrode deelt kennis met nieuwsgierige professionals. Abonneer je op News@Nyenrode voor al het Nyenrodenieuws.