“Persoonlijke moraliteit gaat voor professionele ethos”

Publicatiedatum: 23-4-2021

Adviseurs ervaren mentale spanning wanneer een opdrachtgever hen in vertrouwen neemt over een persoonlijke kwestie die mogelijk invloed heeft op de opdracht of onderneming. Deze spanning kan positief, negatief of neutraal zijn. Dat concludeert Guus Klück in zijn proefschrift ‘Deugt het wat hier gebeurt…?’, waarmee hij vandaag aan Nyenrode Business Universiteit promoveert. Klück adviseert de beroepsgroep na te denken over hoe om te gaan met ethische vraagstukken, en in het bijzonder met vertrouwelijke informatie over een persoonlijke verwikkeling van de opdrachtgever.

“Hoe ga je als adviseur om met vertrouwelijke, persoonlijke informatie van je opdrachtgever? Denk aan informatie zoals ziekte, een affaire, onmin met de zakenpartner etc. welke je niet kan delen met derden, omdat dit tussen beiden moet blijven. De expertrelatie met je opdrachtgever is door het in vertrouwen nemen veranderd naar een interpersoonlijke relatie. In bepaalde situaties zal de adviseur toch moeten beoordelen of de vertrouwelijke informatie van invloed is op de opdracht die de adviseur heeft aangenomen of op de continuïteit van de organisatie,” vertelt Klück.

Mentale spanning

Welke spanning kan een adviseur ervaren wanneer hij beschikt over vertrouwelijke informatie en hoe kan hij hiermee omgaan binnen zijn opdracht? “De adviseur ervaart positieve, negatieve of neutrale mentale spanning wanneer een opdrachtgever hem in vertrouwen neemt. Die spanning kan ontstaan vanuit verschillende situaties en op verschillende momenten. Denk hierbij aan het feit dat hij in vertrouwen is genomen, de intentie van de opdrachtgever, de impact op de oorspronkelijke opdracht of dat de adviseur door de opdrachtgever niet in vertrouwen is genomen over relevante informatie aangaande de oorspronkelijke opdracht,” aldus Klück.

Mentale ruimte

Adviseurs gaan bij zichzelf te rade hoe met deze vertrouwelijke informatie om te gaan. Daarbij laten ze zich leiden door hun eigen gevoelens en gedachten. Klück vertelt: “De mate van spanning bepaalt in hoeverre de adviseur bereid is om actie te ondernemen. Deze (on)bereidheid wordt beïnvloed door zijn eigen morele kaders, persoonlijke opvattingen over professionaliteit en zijn persoonlijke integriteit. Doordat er geen officieel register van erkende adviseurs bestaat en zij ook geen formele eed afleggen, kunnen adviseurs zich in de praktijk autonoom wanen en laten zij hun persoonlijke moraliteit voorgaan boven de professionele moraliteit ter bescherming van hun eigen reputatie.”

Eenduidigheid in handelen

Ook de huidige gedragscode van de kenniswerkers reikt nauwelijks kaders aan over hoe te handelen bij vertrouwenskwesties tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Het enige uitgangspunt is dat de adviseur vertrouwelijk moet omgaan met de verkregen informatie. Klück: “Omdat de gedragscode geen nadere richtlijnen biedt, is de adviseur aangewezen op zijn eigen interpretatie. Er is geen collectief geaccepteerde en gepubliceerde gedachte hoe je in deze situaties handelt en dat komt de eenduidigheid niet ten goede. Ook blijkt het niet gebruikelijk dat adviseurs collega’s vragen om reflectie. Hierdoor wordt de beroepsgroep de mogelijkheid ontnomen om structureel van elkaar te leren, waardoor de professionalisering van de beroepsgroep stokt. Mijn advies is om in de gedragscode van kenniswerkers expliciet te vermelden dat adviseurs gebruik (kunnen) maken van collegiale reflectie. Dit kan adviseurs inspireren.”