Hoe kijken twee vrouwen uit verschillende generaties naar de discussie over diversiteit en inclusie? Topcommissaris Petri Hofsté en aankomend topvrouw Rosalien van ’t Foort-Diepeveen over de barrières voor vrouwen en verborgen stereotypen, de noodzaak van nieuw leiderschap en meer vrouwelijke voorzitters als rolmodel en natuurlijk het quotum: ‘Misschien kunnen we het pas in 2050 weer afschaffen.’
De Dameskamer op kasteel Nyenrode zou eigenlijk een toepasselijker ambiance zijn geweest voor het dubbelinterview met Petri Hofsté en Rosalien van ’t Foort- Diepeveen. Maar de Blauwe Kamer is misschien nog wel een betere keuze. Het aantal vrouwen in de bestuurlijke en toezichthoudende gremia van Nederlandse bedrijven stemt immers treurig, net als het feit dat er een quotum voor nodig is om daar verandering in te brengen. En dan is er nog de constatering van Hofsté dat diversiteit en inclusie nog steeds een thema is voor jonge vrouwen, 35 jaar na de start van haar eigen carrière. ‘Hoe kan het dat we in een periode van tientallen jaren, die een paar generaties omspant, nog maar zo weinig stappen vooruit hebben gezet?’
Historische doorbraak
Hofsté schreef zelf gender- en governance-geschiedenis door als eerste vrouw de Management Scope Top-100 Commissarissen aan te voeren. Dit jaar bekleedt ze die positie zelfs voor de derde keer. Ze is ook de nummer 1 van de Top-100 Corporate Vrouwen. Hofsté koos voor het beroepscommissariaat na een carrière in de accountancy en de financiële sector. Verder is ze onder meer voorzitter van de Stichting Nyenrode die toezicht houdt op Nyenrode Business Universiteit, waar ze ooit zelf als student rondliep. Van ’t Foort-Diepeveen is als assistent professor (universitair docent) verbonden aan Nyenrode. In haar promotieonderzoek richtte ze zich op de vraag hoe gendergelijkheid aan de top van het bedrijfsleven kan worden bereikt en welke barrières daarvoor moeten worden geslecht.